Systeemgerichte bestrijding van de Westerse karmozijnbes

De Westerse karmozijnbes komt oorspronkelijk uit Noord-Amerika maar doet steeds meer zijn intrede in Noord-Europa als invasieve exoot. De soort heeft een voor invasieve exoten relatief lange aanloopfase nodig, maar na deze fase is er een groot risico op schade aan natuur en milieu door de monoculturen die deze soort vormt. Er is nog weinig bekend over de bestrijding en/of eliminatie van de Westerse karmozijnbes (Phytolacca americana), maar voor een duurzame bestrijding worden drie stappen voorgesteld:

De eerste stap in deze aanpak is het doorbreken van de dominantie van de Westerse karmozijnbes. Wanneer de karmozijnbes dichte monoculturen vormt, is het essentieel om de dominantie van deze soort te doorbreken, zodat inheemse soorten weer de kans krijgen om zich te vestigen in de eerder besmette habitats. Voor het verwijderen van de karmozijnbes wordt aanbevolen om de besmette gebieden uit te graven, waarbij zowel de bovengrondse als ondergrondse biomassa wordt verwijderd.

De tweede stap richt zich op het identificeren en aanpakken van de bronnen van verstoring en vermesting. Hoewel het niet altijd gemakkelijk is om verstoring en vermesting terug te dringen, kunnen zelfs kleine inspanningen helpen. Het is bekend dat de Westerse karmozijnbes dominantie kan bereiken onder omstandigheden van verhoogde stikstof- en fosfaatniveaus. Eerdere studies hebben aangetoond dat onverstoorde bosbodems beter bestand zijn tegen de dominantie van de karmozijnbes. Het verminderen van voedselrijke bodems, het afkoppelen van natuurgebieden van nutriëntenrijke watertoevoer en het uitrasteren van vee behoren tot de mogelijke maatregelenin deze stap.

De derde stap is gericht op het stimuleren van inheemse plantensoorten om de hergroei en dominantie van de karmozijnbes te voorkomen. Onderzoek heeft aangetoond dat de karmozijnbes profiteert van voedingsstoffen, open ruimtes en hoge lichtbeschikbaarheid. Het introduceren van inheemse vegetatie kan helpen om de soort onder controle te houden. Dit wordt al toegepast in de landbouwsector in Noord-Amerika, waar voormalige standplaatsen van de karmozijnbes worden beplant met gewassen zoals alfalfa of andere hooiachtige vegetatie.